De bloedglucosewaarden kunnen ’s ochtends worden gemeten als u nog niets heeft gegeten (dus op een nuchtere maag). Deze waarden heten ‘nuchtere’ waarden. Als er wordt gemeten als u heeft gegeten, heet dat ‘niet nuchtere‘ waarden.
De behandeling van diabetes is erop gericht zoveel mogelijk ‘normale’ bloedglucosewaarden te bereiken. Dat betekent dat de bloedglucosewaarden niet onder de 72 mg/dl en niet boven de 126 mg/dl komen. U kunt soms last krijgen van te hoge (hyper) of te lage (hypo) bloedglucosewaarden.
Iedereen met diabetes kan last krijgen van te hoge bloedglucosewaarden. Dit heet hyperglykemie: te veel glucose in het bloed. U heeft een hyper als uw bloedglucosewaarde boven de 180 mg/dl is. Hoge bloedglucosewaarden kunnen verschillende klachten geven: veel plassen, erge dorst, droge mond, afvallen, vermoeidheid, snel geïrriteerd of opgewonden zijn en hoofdpijn.
Kortom: dezelfde klachten die u waarschijnlijk had voor u wist dat u diabetes had.
Niet iedereen krijgt klachten door een hyper, soms merkt u er zelfs niets van. Het is belangrijk dat hoge bloedglucosewaarden worden behandeld. Te hoge glucosewaarden vergroten de kans op complicaties. Bovendien kunt u door langdurig hoge bloedglucosewaarden soms ernstig uitdrogen.
Hoe u hoge bloedglucosewaarden kunt verhelpen of, beter nog, kunt voorkomen, kunt u bespreken met uw zorgverlener. Deze kan kijken of uw behandeling moet worden aangepast.
Het tegenovergestelde van een hyperglykemie is een hypoglykemie: te weinig glucose in het bloed. U heeft een hypo als uw bloedglucosewaarde lager is dan 72 mg/dl. U kunt dan last krijgen van trillen, hartkloppingen, zweten, misselijkheid, snelle hartslag, hoofdpijn, vermoeidheid, humeurig zijn, honger of een koud gevoel.
Als de bloedglucosewaarde erg laag is, krijgt u meestal heftigere klachten: traag reageren, licht in het hoofd voelen, onduidelijk praten, slaperigheid, wazig zien, moeite met concentreren en duizeligheid. Als iemand met een hypo niet op tijd glucose binnen krijgt, kan hij in ernstige gevallen bewusteloos raken.
Een hypo wordt verholpen door de bloedglucosewaarde te laten stijgen. Dat kan bijvoorbeeld door een suikerhoudende frisdrank te drinken of glucosetabletten te eten. De suikers die daarin zitten, worden snel door het bloed opgenomen. Vaak is het nodig om hierna nog een (kleine) maaltijd te nuttigen.
Niet iedereen met diabetes type 2 kan hypo’s krijgen. Dat ligt aan de medicatie die u gebruikt. Insuline en bepaalde tabletten geven meer kans op hypo’s.
Uw zorgverlener zal regelmatig uw bloedglucosewaarden controleren. Minstens één keer per jaar wordt uw HbA1c gemeten. Het HbA1c geeft een indruk van uw bloedglucosewaarden gedurende de laatste zes tot acht weken, het is geen gemiddelde waarde. Een goed HbA1c is 154 mg/dl (voorheen:7%) of lager.
Een goed HbA1c krijgt u niet vanzelf. Uw zorgverleners en u zelf moeten daar hard voor werken.